De man met de zwarte hoed

Zaterdag 09 november 2024

Door Jan Roossien

Mijn zusje lag in haar wiegje en mijn ouders waren even aan de overkant bij tante Nel een biertje drinken. Ik kon best een uurtje oppassen, want ik had immers een geweldige kermisavond gehad. Op de kermis had ik een zwaard gewonnen met touwtrekken. Ik voelde me daardoor een stuk moediger nadat al mijn trots was verwoest in een ontzettend enge attractie. Ik was hier bijna uitgegleden, of althans dat dacht ik.

De spanning dat ik misschien wel uit de attractie gelanceerd zou worden, was enorm. Ik verloor even het bewustzijn. Toen ik mijn ogen opendeed, zag ik dat mijn moeder de kermisexploitant had gedwongen om de attractie te stoppen. Mijn vader zei dat mijn moeder net een amazone was. Hij maakte zich geen zorgen; ik was veilig, zei hij met enige minachting over mijn bewustzijnsverlies.

Nadat ik het zwaard had gewonnen, voelde ik me weer een strijder. Maar dat gevoel duurde niet lang. De houten woonwagen, die altijd wat ging leven wanneer de seizoenen veranderden, kraakte aan alle kanten. Ik hoorde de deurklink rammelen en zat met het zwaard, een beeldje van Moeder Maria en wijwater bij de telefoon, klaar om 0611 te bellen (dat was destijds het alarmnummer).

Al gauw besefte ik dat het alarmnummer me niet kon helpen, want het naderende gevaar was iets wat de alarmcentrale niet kon wegsturen. De geluiden van het kraken veranderden in mijn oren tot een oud radiogeluid, terwijl de wagen leek te krimpen en de ruimte om me heen ijzig koud en donker leek te worden. Weer was daar die stem die ik niet kon plaatsen, die mijn naam riep. Het eerste wat door me heen ging was dat ik mijn zusje moest beschermen. Maar de angst overviel me, en alle moed die ik in het zwaardje had gestopt, vervloog met iedere seconde. Ik besloot de wagen op slot te doen, zodat mijn zusje veilig zou zijn voor fysiek gevaar, en ik vroeg aan Moeder Maria om haar te beschermen tegen het gevaar dat tussen de werelden loopt. Ik moest het zelf op een sprint zetten naar het andere kamp om mijn ouders te halen.

Ik hoopte dat Spielie (zoals ik vroeger genoemd werd) snel genoeg was. Elk donshaartje dat ik had, stond rechtovereind. Mijn lijf was koud en ik bleef mijn gebed naar de Moeder herhalen, in de hoop dat ze mijn zusje zou beschermen. Eenmaal de wagen afgesloten merkte ik dat het duister en de kou zich met mij bewoog. Ik zou deze race nooit winnen.

Mijn hart bonsde zo hard dat ik dacht dat ik het jongste ventje op aarde zou zijn met een hartaanval. Ik rende vanuit de dode hoek de weg op. Oranje licht scheen van een oude lantaarn op een stukje weg aan de kant van het grote kamp dat begroeid was met bomen. Mijn hart lichtte op, want tegen een van de bomen zag ik het silhouet van een van de oudere, maar op het moment dat ik mijn blik scherp stelde, werd alle opluchting omgetoverd in doodsangst. Het was geen oudere, daar stond 'de Man met de Zwarte Hoed'.

Ik kende het verhaal van de oude dames van het kamp die verschillende keren het gevecht met hem zijn aangegaan, ze gooiden tevergeefs flesjes bier naar hem. Nooit raakte een

flesje hem, want deze entiteit loopt tussen de werelden door. Toch wisten de oude dames hem altijd weg te jagen. Ik was echter geen oude dame en had ook geen flesje Heineken tot mijn beschikking. En al had ik dat wel, dan had ik hem niet gegooid. Want die nare stem en het roepen deed me bevriezen, zoals een haasje bevriest als een schijnwerper op hem schijnt (we deden dit wel eens bij de jacht om het de honden makkelijker te maken).

Ik wilde schreeuwen om hulp, maar de schreeuw bleef in mijn hoofd. Ik wilde wegrennen, maar in plaats daarvan stapte ik rustig toe. Ik keek naar de personificatie van duisternis en de duisternis keek terug. Het was geen eerlijke strijd. Als papa dit weet, vindt hij me vast dapper omdat ik het heb geprobeerd, als hij ooit te weten komt hoe dit gevecht voor me was. Stap voor stap zette ik richting de kou en het donker.

Het voelde alsof ik in slaap viel. De duisternis was ijskoud, maar ze verzekerde me dat het maar even was. Als ik me niet verzette, dan zou alle kou verdwijnen. De kou was zo pijnlijk en ijzig dat ik besloot toe te geven.

'SPIELIE! KLEINE JAN!!!' bulderde een stem, een stem van deze wereld. 'KLEINE JAN, BLIJF STAAN! JE STEEKT DE WEG NIET OVER, HOOR JE ME!!!'

Lees het hele verhaal van Jan Roossien, een van de vaste bloggers in editie 13
Of kijk op zijn website Institute of Abracadabra

Terug naar overzicht